Nu de dagen allemaal hetzelfde lijken begin ik met het bijhouden van een dagboek. Let wel: een dagboek in willekeurige volgorde. Gewoon om bezig te zijn en de dag wat te breken. Pas op: onderzoek wees uit dat 83,6 procent van de rokers baat heeft bij het lezen van dit dagboek. Voor de niet-rokers lag dit percentage bijna met drie procentpunt hoger namelijk 86.4 procent.

Dag 8.

Het is vrijdagochtend rond tien uur dat ik uit mijn bedje stap. Aan het eind van de week sta ik altijd wat later op. Geen idee waarom. Of geen idee, ik word gewoon later wakker. Ik trek mijn kleren van gisteren aan en ga met de hond lopen. Douchen doe ik daarna wel. Ik heb vandaag geen afspraken in de morgen. Genoeg tijd dus om me op te frissen, te eten en te lopen met de hond.

Buiten schijnt de zon heerlijk. Het is een heldere lucht met zo hier en daar een stapelwolkje. Prima weer om de hond uit te laten. Weer thuis maak ik mijn ontbijtje en geef de hond eten. Ik ga aan de tafel zitten en kijk op mijn laptopje of er veel nieuws is. Het is rustig, veel virusnieuws. En terwijl ik de kranten door blader krijg ik enorm veel zin in een sigaret.

Echt ik kan mandarijnen, appels en peren eten wat ik wil, de trek in een sigaret wordt niet minder, sterker nog het gaat eigenlijk helemaal niet weg. Stemmen in mijn hoofd schreeuwen om nicotine. Gek, we zijn ruim een week onderweg en ik heb dit nog niet meegemaakt in mijn rookvrije-reis. Zal ik een sigaret roken en dan het nummer ‘Con te partiro’ van Andrea Bocelli draaien om echt goed afscheid te nemen van het roken? Dat goed afscheid nemen heb ik eigenlijk niet goed gedaan, vind ik. En ja, ruim vijftien jaar is niet niks als een periode.

Als ik net op het punt sta om sigaretten te kopen belt mijn tante uit Amsterdam, door mij ook wel Amsterdam genoemd. Met haar bel ik wel een paar keer per week om elkaar te bevragen over hoe het gaat en we nemen dan ook vaak het wereldnieuws door. Of beter de stand van de wereld. Zij beschouwt het van de linkerkant en ik ben de asociale rechterkant. En zo komen we in het midden uit en leren we van elkaar. In deze tijd van het virus, bellen we bijna dagelijks.

Amsterdam is blij dat ik eindelijk gestopt ben met roken. Haar eerste vraag is of ik nog gestopt ben. Twijfel in mijn hoofd of ik op de eerlijke toer ga of niet. Ik besluit heel eerlijk te zijn en zeg dat ik net op het punt sta om sigaretten te gaan halen en er echt goed afscheid van te nemen. “Doe niet zo DOM!!! Je bent net zo goed bezig”, zegt ze. En het bekende riedeltje dat roken vies, stinkt en slecht is. Het lukt haar om me over te halen. Nadat we van alles hebben besproken hangen we tevreden op en eet ik een appel. De trek in een sigaret is weg.